Vers 1

Ramana Maharshi*:
“Vanuit onze waarneming van de wereld komen wij tot de erkenning van een uniek Eerste Beginsel, met onbeperkte vermogens tot manifesteren.
De beelden op het filmdoek, het doek zelf, de toeschouwer, het licht dat het geheel belicht – dit alles is Dat, het Ene.”.

Het is spitsuur op het station. Ik zie jong en oud, gehandicapt en sportief, dun en dik, geel, wit en zwart, man en vrouw, Arabier, Chinees en Westerling, gekleed in alle kleuren van de regenboog, korte en lange rok of jas. Iedereen toont zich weer anders, zowel wat lichaamsbouw als kleding betreft.
Iedereen loopt langs en door elkaar; het lijkt wel een kippenhok, waar iedereen zijn weg gaat, zonder de ander ondersteboven te lopen. Soms gebeurt het toch en is een sorry voldoende om verder te gaan. Het lijkt een chaos en toch gaat het van een leien dakje.
Het blijft wonderbaarlijk wat er in de wereld allemaal tegelijkertijd gebeurt. Als je het zelf zou regisseren dan zou alles in gebaande wegen plaatsvinden, maar niet ongebaand zoals het op een station toegaat en wat zo te zien helemaal op elkaar is afgestemd zonder menselijke tussenkomst.

* uit: Ramana Upanishad, samengesteld en vertaald door P. Renard, uitg. Servire, 1999, ISBN 90 7668 101 5, pag.137.