Vers 14

Ramana Maharshi*:
“Zolang de eerste persoon, ík’, bestaat, zullen ook de tweede en derde persoon, ‘jij’ en ‘hij’ bestaan. Door een diepgaand onderzoek te doen naar de ware aard van het ‘ik’, lost het ‘ik’ op, en daarmee ook ’jij’ en ‘hij’. Wat blijft is het Absoute Zijn: dat is de natuurlijke staat (sahaja).”

Hoe vaak heb ik niet gedacht ‘Wat een slomerik, dat hij de straatkrant verkoopt.’ of ‘Kan hij zijn spullen niet opruimen, de luiaard.’ of ‘Kijk eens hoe je je kleed, ben je helemaal gek.’ Ik blijk allemaal meningen te hebben; vooral wanneer er een fysieke afstand tussen de ander en mij is; anders gezegd wanneer de ander op dat moment niet aanwezig is.
Ik vind het dan telkens weer verrassend dat als ik tegenover iemand sta en dat ik dan gewoon luister. Mijn mening valt in dat louter luisteren helemaal weg. Er is dan geen label meer van slomerik, luiaard of gek; er is geen verschil meer tussen de ander en mij.

* uit: Ramana Upanishad, samengesteld en vertaald door P. Renard, uitg. Servire, 1999, ISBN 90 7668 101 5, pag.141.