Vers 19

Ramana Maharshi*:
“Degenen die discussies voeren over wat uiteindelijk de doorslag geeft: lotsbestemming of vrije wil, hebben geen weet van de Bron van zowel lot als vrije wil.
Zij die het Zelf kennen als de Bron van lot en vrije wil, zijn vrij van beide. Zullen zij er dan nog in verstrikt raken?”


Jaren geleden was mijn zoveelste relatie uit gegaan. Uiteindelijk ging het om kleine dingen, maar die ene druppel was teveel geweest. Na een paar maanden was ik er weer bovenop en kon mij volledig weer inzetten voor het retraitecentrum dat ik met haar had opgezet.
Ik lag ’s avonds vroeg in bed en overdacht bij mezelf wil ik wel een nieuwe relatie en dan weer zo’n zelfde traject van verliefdheid, lief zijn voor elkaar en uiteindelijk uit te komen bij ‘was sich liebt das neckt sich’.
Alles overwegend besloot ik monnik op het centrum te worden en zo verder te leven. Dat leek me ook het beste voor het centrum; ik wilde een voorbeeld zijn van overgave aan het spirituele.

Het liep anders. Ik bezocht in verband met de gemeenteraadsverkiezingen een oude vriendin en na wat met elkaar gesproken te hebben namen we bij de deur met een kus afscheid. Op een gegeven moment stonden we echter bij de deur innig te zoenen en was liefde toegeslagen zonder dat ik dat überhaupt in mij opgekomen was. De wegen van het leven blijken ondoorgrondelijk.

* uit: Ramana Upanishad, samengesteld en vertaald door P. Renard, uitg. Servire, 1999, ISBN 90 7668 101 5, pag.143.