Vers 7

Ramana Maharshi*:
“Hoewel de wereld en het waarnemen ervan samen verrijzen en samen verdwijnen, is het uitsluitend door het waarnemen dat de wereld verrijst. De bron waaruit de wereld en het waarnemen ervan beide verrijzen en waarin ze weer verdwijnen, is de Volmaakte Werkelijkheid, die zonder begin en zonder einde stralend is.”

Ik was laatst tijdens de jaarlijkse Uitmarkt in Amsterdam naar een repetitie van harpiste Lavinia Meijer en pianist Michiel Borstlap in het Concertgebouw. Ik ben niet zo’n liefhebber van klassieke muziek, omdat ik mij gauw verveel in de kakofonie van geluiden. Dit keer was het anders.
Onverwachts luisterde ik, zonder dat ik dat van te voren bedacht had, naar de stiltes die aan de noten voorafgingen. De noten zelf waren helderder en geen kakofonische aaneenschakeling meer. Ik kon nu mede door de stilte genieten van het spel.
Ik begreep ook dat musici soms na hun laatste noot in stilte blijven wachten voor ze opstaan om het applaus van het publiek in ontvangst te nemen. Deze stilte is onderdeel van een muziekstuk; zonder die stilte is er een kakofonie van geluid.

* uit: Ramana Upanishad, samengesteld en vertaald door P. Renard, uitg. Servire, 1999, ISBN 90 7668 101 5, pag.138/9.