Waarnemen

Onderzoek naar ‘Ken Uzelve’ (pelgrim 5 van 7)

Na een verblijf van vier jaar in het studiecentrum in Frankrijk ging ik terug naar Nederland en startte een bureau voor onderwijskunde. Om aan werk te komen ging ik netwerken en bezocht daarvoor een bijeenkomst van een trainingsbureau dat een presentatie ‘The art of becoming’ gaf. Ik dacht onmiddellijk: ‘Dit kan niet, je kunt niet worden, je bent er al.’ Zo had ik de naam van mijn bureau ‘de Kunst van Zijn’ gevonden.

Aardig die naam ‘de Kunst van Zijn’, maar ik zat er mooi mee. Het klinkt eerder spiritueel of filosofisch dan onderwijskundig. Om naast de onderwijskundige webpagina’s toch iets filosofisch op mijn website te hebben maakte ik ook een webpagina ‘Retraite’. Hierop plaatste ik een thuisretraite van zeven afzonderlijke dagen met oefeningen in aandacht. Achteraf kan ik zeggen dat de naam ‘de Kunst van Zijn’ vooral een herinnering voor mezelf was. Leefde en werkte ik wel met aandacht? Wat betekende het voor mij om aanwezig te zijn?

Het onderzoeken van wie ik ben, is begonnen met het werken met aandacht op de school voor praktische filosofie, door de kennis uit de lessen in het dagelijkse leven toe te passen. Of ik nu in de keuken brood bakte, in de tuin onkruid uit de grond trok of het huis te verfde, het richten van mijn aandacht op het werkoppervlak werd mijn adagium. Het liet mij niet meer los en ik oefende er mee tijdens de werkweekenden en –weken van de school. Regelmatig nam ik waar dat de eenvoudige werkzaamheden vanzelf gingen en dat het geen inspanning kostte. Het vervelende was dat het vanzelf gaan niet onmiddellijk gebeurde, maar pas na veel oefenen, tijdens een werkweek soms pas na dagen. Het gebeurde vooral wanneer ik het al opgegeven had om de aandacht op het werk te richten en ik doodmoe was geworden van alle gedachten, boosheid en frustratie in mijn hoofd. Het idee dat het werk vanzelf ging was ook een grote valkuil, want ik was, terugkijkend, meer in mijn gedachten met dat vanzelf gaan bezig dan dat ik zag of bewust was van wat ik in werkelijkheid deed. Je kunt zeggen dat ik helemaal opging in mijn gedachten, mij er mee identificeerde en ver weg was van ‘Ken Uzelve’. Was de gedachte dat het vanzelf zou gaan misschien een wegwijzer om mij de illusie van de geest te laten zien?

Hoe belangrijk aandacht was, was me al duidelijk geworden toen ik in India de tekst ‘Werk is meditatie’ had gezien.
Het woord meditatie in dit zinnetje zei me dat mediteren niet iets was wat je alleen op een meditatiekussentje deed, maar ook tijdens het werken, eenvoudigweg in het werk dat voor je ligt. Meditatie was tot dan voor mij altijd iets in het hoofd of cerebraals, waardoor je in verbinding met het Goddelijke kon komen. Door deze zin begreep ik dat in het werken je ook in verbinding met het goddelijke of universele kon komen. Een zeer praktische insteek die ik herkende uit mijn ervaringen met het oefenen met aandacht in het werken. Het eerste wat dan nodig is dat is dat je het werk dat voor je ligt ook werkelijk ziet.

Toch is het werk wat voor ons ligt vaak moeilijk om te doen. Zelfs het doen van een eenvoudige oefening van enkele minuten per dag, zoals ochtendgymnastiek, is al een opgave, laat staan om deze langere tijd vol te houden. We hebben vaak goede voornemens die we niet waar kunnen maken en dat leidt dan weer tot frustratie en spanningen.
Er wordt gezegd dat discipline helpt om je van deze spanningen te bevrijden. In het kader van geestelijke ontwikkeling wordt de spirituele discipline genoemd. Dit woord discipline wordt over het algemeen gezien als verplichting, een ‘moeten’. Als ik het woordje moeten hoorde dan had ik over het algemeen geen zin meer en viel mij het werk zwaar; bijvoorbeeld je moet je voeten vegen of je moet je tanden poetsen.
Het betekent echter ook ‘volgen’, zoals een discipel die een leraar volgt. Ik vertaalde deze betekenis van discipline naar ‘zie wat voor je ligt’ of ‘volg je zintuigen’ en handel navenant, vanuit een onmiddellijke spontaniteit in het hier en nu. Dit was voor mij de crux van onderzoeken, zoals een wetenschapper die in zijn microscoop kijkt zonder van te voren te weten of te bedenken wat hij gaat zien, die alleen het observeren volgt.

Op het studiecentrum staat een kapelletje met een beeld van Saint Antoine. Iedereen kent hem van de verloren sleutels. Je vraagt hem dan om te helpen bij het terugvinden van je sleutels. In dat kapelletje staat op een kaartje ook een gebed, wat iets anders zegt. Hij helpt je om datgene terug te vinden dat jezelf bent, om weer terug te keren bij jezelf. Dit spreekt mij meer aan.
Ik voelde door mijn oefenen met aandacht in het werk en de aansporing van Saint Antoine de behoefte om mijn ervaringen en inzichten te delen met anderen. Om dit doel van ken uzelve te bereiken organiseerde ik tussen 2001 en 2004 Sadhanaweken in Frankrijk.
Deze titel was gebaseerd op het boek ‘Sadhana’ – De spirituele weg – van Swami Krishnananda over de methodologie van de feitelijke spirituele beoefening. Dit leek mij een goede ingang voor praktisch zelfonderzoek en sloot tevens aan op het oefenen in het richten van aandacht tijdens het werken. Ik had hiermee een conceptuele basis om ‘werk is meditatie’ in een leerprogramma vorm te geven.

Elke dag van een Sadhanaweek begon met een studie over een dagelijks thema, waarna een werkperiode volgde om de kennis toe te passen. In de werkperioden werden specifieke oefeningen in aandacht gegeven.
Er werd bijvoorbeeld gevraagd om je aandacht te richten op de punt van het mes waarmee je aardappels schilt, of op de zeem die het raam raakt of op de kwast die de verf op het raamkozijn smeert. Krishnananda zei in zijn boek Sadhana: ‘Zie de oefening als een zandloper, waarbij je steeds verder inzoomt en dan door het punt van aandacht heenschiet en een breder zicht krijgt’.
Dit onderzoeken tijdens de werkperioden richtte zich ondermeer op hoe ‘niet te handelen’ in het ‘handelen’. Ik oefende hier zelf ook mee in mijn dagelijkse klussen. Het was voor mij duidelijk geworden dat hoewel je handelt of werkt, over het werk waar je mee bezig was geen verdere ideeën of gedachten hoefde te hebben; met andere woorden geen handelen of activiteit in je geest hoefde te hebben. Ik had gemerkt dat het minder energie kostte als ik met mijn aandacht bij het werk kon blijven en als het ware kon rusten in de aandacht op het werken. Dit gaf ik ook als aanwijzing aan de deelnemers.
Tevens had ik gemerkt dat het werken met aandacht er niet om ging of je er gelukkig van werd, maar dat het om het werk zelf ging of beter gezegd om het waarnemen van het werken. Het moeilijkste vond ik om niet over mijn werk te oordelen in de zin is het wel goed of wat vinden de anderen ervan, maar het louter als leermoment te zien.

Soms werd ik totaal meegesleept in het werk, raakte geobsedeerd of kreeg een waas voor mijn ogen. Vaak was ik dan in mijn gedachten met het resultaat bezig en viel er prompt iets op de grond; gereedschap, een blik verf of ikzelf van de trap. Deze aanwijzing om niet de resultaten of het succes achterna te jagen gaf ik als extra aanwijzing mee aan deelnemers. Het maakte overigens niet uit of de handelingen werelds of spiritueel waren.

Ook de kunstweken, die wat opzet hetzelfde waren als de Sadhanaweken, wil ik hier noemen als een zoektocht naar jezelf. Er werd tekenen, boetseren, beeldhouwen, en kalligrafie gegeven.
Deze kunstweken waren bij uitstek geschikt om de creativiteit of inspiratie te observeren. Hoe inspiratie oprijst uit stilte in jezelf en een wegwijzer is naar de bron van inspiratie. Ik had een aantal jaren ervaring met het schrijven van gedichten en had gezien dat de woorden naar aanleiding van een situatie vanzelf in mijn geest verschenen.
Ik kalligrafeerde zelf en had bijvoorbeeld ontdekt dat als ik eenmaal een alfabet had leren schrijven en een bepaalde letter niet helemaal goed schreef dat een dergelijke letter me moeite bleef kosten, ondanks de aandacht waarmee ik schreef. Ik was meer bezig om geen fouten te maken dan dat ik mij overgaf aan het schrijven.
In een van de weken oefende we het richten van aandacht bijvoorbeeld met verboden en geboden uit de advaita vedanta. Een van de verboden was bijvoorbeeld ‘Niet stelen, wat niet van jou is’ en daar stond het gebod ‘Zuiverheid’ tegenover. Dit verbod werd in de kunstweek vertaald in de ‘kunst van het weglaten’ en het gebod ‘zuiverheid’ werd vertaald in schoon materiaal, gereedschap en werkoppervlak. Ik had hiermee geoefend en keek of ik niet aan het knoeien was met inkt en verf en er niet meer daarvan gebruikte dan nodig was. Ik schoot daarmee uit de bocht; vaak door mijn ongeduld. Het voorkomen van een vuil werkoppervlak zat blijkbaar meer in mijn systeem dan het netjes werken.

Een andere keer oefenden we het aandacht richten met bijvoorbeeld ‘de juiste aandacht’, dat hield ondermeer in ‘alleen schrijven als je schrijft’ en je niet laten afleiden door de anderen of je eigen gedachten. Voor mijzelf was dit de aandacht richten op de punt van mijn pen die op het papier schrijft. Wat is er eenvoudiger?

Hoewel ik enthousiast over de Sadhanaweken en de kunstweken was, knaagde er wat van binnen. In de bovengenoemde weken waren de waarnemingen van de deelnemers niet wat ik er van verwachtte. Over het algemeen gaven ze een oordeel over het oefenen van de aandacht; zoals het ging goed, lekker of slecht, bijna nooit zeiden ze ‘ik zag de punt van de pen’. Dit stond in contrast met mijn eigen ervaringen.
Mijn ervaringen met het schoffelen in de tuin was anders. Ik zag dat schoffelen gewoon schoffelen was. Ik bedoel hiermee te zeggen dat ik zag dat het schoffelen gebeurde zonder dat mijn geest daar een woord over vuil maakte of een mening over had. Ik zag de schoffel, de grond en het onkruid zonder afgeleid te worden door mijn geest. Het observeren bleef aanwezig en er was geen sprake meer van het benoemen of beoordelen van het werken. Ik zag mijzelf schoffelen in het hier en nu. Ik zei tegen anderen: ‘Het schoffelen gebeurde, terwijl ik toekeek’. In deze zin zat toch nog een ik in de observatie en ik vraag me af of ik toch niet stiekem dacht dat ik de doener was die de aandacht kon richten. Heel slim van de geest; hij wil er zo graag bij horen.
Bij het trimmen had ik bijvoorbeeld ervaren dat wanneer het zwaar in mijn hoofd voelde en ik mij dan herinnerde om de aandacht op mijn voeten te richten, daar waar zij de grond raken, de vermoeidheid in mijn hoofd verdween. Ik weet wel dat dit een truc is om de aandacht op iets anders dan vermoeidheid te richten, maar het werkte wel. Er kwam daarbij vaak in de geest heel slim een andere gedachte op van dat heb je goed gedaan. De geest heeft zo zijn trucjes om je te misleiden. Het observeren van het werk en de afleiding door de geest tijdens die weken kwam maar sporadisch bij de deelnemers naar boven.

Ik deed in deze jaren alle studies, werkbesprekingen en evaluaties van deze weken zelf en besefte steeds meer dat ik de deelnemers niet kon vertellen wat bevrijding, verlichting of realisatie in het werken was. Of wat het meditatieve was; wat verbinding in het werken was met een groter geheel? Ik viel terug op de teksten en concepten uit de studies of speelde de observaties terug naar de deelnemers. Wat vonden ze er zelf van?
Dit knagende gevoel van onvrede werd daarbij gevoed door een aantal uitspraken die ik gelezen of gehoord had.

De webpagina ‘Retraite’ had ik in de loop der jaren uitgebreid met dagboekjes, waarin men kon aantekenen wat men op een dag had geobserveerd naar aanleiding van het dagelijkse thema. De dagboekjes waren bedoeld om je dagelijkse werk als een film in de geest langs te laten komen en daarbij te kijken naar je acties, uitspraken, gedachten en gevoelens.
Hierbij gaf ik per dag richtingswijzers om een waargenomen onbalans of tegenstrijdigheid te accepteren en te blijven waarnemen en plezier in het werken te behouden. Richtingwijzers om jezelf te leren kennen waren bijvoorbeeld ‘richt je op het directe waarnemen, zonder in het denken mee te gaan of op de ander te letten’, ‘doe wat je zegt met respect voor de ander’.
Maar ook het geven van richtingaanwijzers ging bij mij steeds meer knagen, omdat ik hiermee aanwijzingen gaf om steeds meer ‘te doen’ in plaats van te observeren van wat er gebeurt. Het doen lag er voor mij te dik boven op en ik besloot deze richtingsaanwijzers uit de webpagina te verwijderen.
Hier moet ik Dr. Vijai S. Shankar noemen. Ik volgde ondertussen zijn lezingen. Er was een herhaaldelijke opmerking van hem die mij vooral trof, namelijk ‘observeer’ het leven. Hij was wars van methoden en technieken om iets hogers of spiritueels te bereiken. Voor hem gebeurt het leven spontaan en onvoorspelbaar.
Dit haalde de ideeën die ik over bepaalde uitspraken had onderuit.

Een van die uitspraken was: ‘Ik ben niet de doener’: Hoe kon ik van de deelnemers en ook van mijzelf verlangen oefeningen in aandacht te doen. Oefenen is tenslotte het doen van een oefening. Ik dacht: ‘Als je niet de doener bent, dan moet je de deelnemers niet uitnodigen om iets te gaan doen’.

Een andere uitspraak ‘Noli me tangere’ (raak mij niet aan) van Jezus toen hij uit de grot kwam na zijn dood, kwam zo ook in een ander daglicht te staan. Deze zin kwam voor mij overeen met wat in de advaita vedanta genoemd wordt: ‘neti – neti’ (niet dit – niet dit). Dit betekende voor mij raak datgene wat op je pad komt, noch de mensen en noch de objecten, niet aan; benoem het niet en oordeel er niet over. Dit niet aanraken geldt ook voor het oordelen over jezelf. Door het benoemen en oordelen stop je over het algemeen met het onderzoeken van wat je bent, want je denkt het al te weten.
Tot slot was er de invocatie (inleiding) van de Isa Upanishad: ‘Dat is volmaakt, dit is volmaakt. Volmaakt komt van Volmaakt. Trek volmaakt af van Volmaakt en wat overblijft is Volmaakt. Moge vrede en vrede en vrede overal zijn.’
Ik dacht: ‘Als alles volmaakt is dan hoef je toch niets te verbeteren of te veranderen, zeker niet je eigen leven, want dan zeg je dat je het beter weet dan God en ga je op zijn stoel zitten. Waarom zou je nog oefenen in aandacht?’

Daarnaast werd het mij door de uitspraak ‘Werk is meditatie’ duidelijk dat niet alleen het werken, maar het hele leven meditatie is en dat een half uur zitten om te mediteren niet verkeerd is, maar dat het daar niet bij hoeft te blijven. Ik merkte bovendien dat ik geen controle had over de mantra en ontdekte dat het herhalen van de mantra leek plaats te vinden in een soort innerlijk stille ruimte. Of was dit ook weer een spinsel in mijn gedachten? Ik besefte dat het gewaarzijn van dit meditatieproces voldoende was en vanaf toen werd het waarnemen van waar ik mee bezig was mijn pad van zelfkennis of dit nu werk of vrij tijd betrof en stopte ik met mediteren op een kussentje.

Vaak werd er op school voor praktische filosofie gezegd ‘Onderzoek en pas toe’, maar daar zat voor mij ondertussen teveel doen in. Het oefenen met het richten van de aandacht op het werkoppervlak en ook het uitvoeren van richtingwijzers begon voor mij steeds meer op gespannen voet te staan met ‘niet-de-doener’ zijn. Ik begrijp dat er activiteiten of bewegingen zijn als je iets doet, maar tegelijkertijd vroeg ik mij af wat is de bron of oorsprong van die activiteiten? Lag in die bron misschien het geheim van ‘niet-de-doener’ zijn?

Wat is de bron. Is bijvoorbeeld mijn moeder de bron van mijn geboorte of mijn grootmoeder of mijn betovergrootmoeder etc.?De vraag is ook of het wel mogelijk om die activiteiten of bewegingen onder controle te hebben? Ik had in ieder geval gezien dat als ik wandel ik niet mijn voeten aanstuur. Wie kent niet de situatie van het de trap aflopen. Je loopt een grote kans dat je gaat struikelen als je daarbij op je voeten gaat letten.
Ik zag in dat het waarnemen zonder daar iets van te verwachten eenvoudig voldoende. Dit waarnemen doet zijn werk en kost feitelijk geen inspanning en daarmee kun je het werk dat voor je ligt doen. Het waarnemen lost ook alle gedachten en illusies op tijdens het werk en het leven. Zo is een pelgrimage voor mij niet meer het op pad gaan naar een ver oord, maar een pad naar binnen. Een binnen dat er altijd al is en je als het ware met je meedraagt.