Als je ziet hoeveel plastic of kartonnen wattenstaafjes er op straat liggen dan lijkt het alsof Nederland zijn oren wel goed schoonmaakt; maar niet de straat. De meeste staafjes liggen overigens bij de parkeerplaatsen en worden vaak plat gereden en daardoor moeilijk te prikken.
Het denken daarover luidt ongenoegen en ergernis in. Dit gebeurt al op het moment dat ik wattenstafjes waarneem. Dit denken houdt mij meer bezig tijdens het prikken of oprapen dan het werkelijke prikken, want dat gebeurt vanzelf, onmiddellijk zonder dat ik het eigenlijk in de gaten heb.
Zo te zien is mijn denken leven voor mij, echter het denken heeft op zichzelf nog nooit een handeling, zoals het prikken van wattenstaafjes, uitgevoerd. Het besef van prikken geeft een soort van aanwezig zijn in mijn geest, terwijl ik volledig afwezig ben in de sluier van het denken tijdens het prikken.
Dit wil niet zeggen dat mijn denken verkeerd is; voor dagelijks materieel gebruik kan het zinvol zijn, wanneer ik bijvoorbeeld een kast ga timmeren of een boodschappenlijstje maak door na te denken over welke volgorde gehanteerd moet worden of over wat nodig is voor het maken van een maaltijd.
Blijkbaar geeft het denken mij een reden van bestaan of identiteit, los van wat er gebeurt. Ik of mijn ego is daarbij ook niet te stoppen en dat hoeft en kan ook niet. Mijn identiteit bestaat alleen in de geest of het denken, maar is niet het leven zoals dat dagelijks plaatsvindt. Overigens ben ik slechts af en toe bezig met die identiteit en de grootste deel van de dag is dat besef afwezig, in feite kan ik zonder die bedachte identiteit leven.