Bierflesjes

Bierflesjes met statiegeld zijn een geliefd object voor zwervers en andere geldzoekers, maar toch liggen er elke week weer nieuwe flesjes in de berm. Sommige zijn zelfs niet leeggedronken en enkele liggen kapot tegen een trottoirband.

De vraag komt dan op ‘wie doet zo iets?’ Daar kom je nooit achter en evenmin snap je het. Heerlijk een helder biertje gedronken en geen heldere geest meer hebben om het flesje mee te nemen en bij de supermarkt in te leveren. Hoe eenvoudig kan men het maken voor de genieter van een flesje bier?

Vervelend wordt het als zo’n gebroken flesje in stukjes in het gras ligt, want je handen liggen zo open en als je niet oppast moet je een tetanusspuit halen in het ziekenhuis. Zo gaat het natuurlijk vaker, wel de geneugten, maar niet de kleine inspanning leveren om het flesje terug naar de slijterij of supermarkt te brengen of in een glasbak te deponeren.

De gedachte komt op ‘luiheid is des duivels oorkussen’. Een beetje inspanning is toch niet teveel gevraagd en eigenlijk is het geen inspanning, hooguit een of twee minuten lopen en dat doet het lichaam helemaal uit zichzelf, zelfs zonder daarbij te hoeven nadenken.
Ik ben eigenlijk geen doener, prikker of loper, maar het doen, prikkenen lopen gebeurt op een natuurlijke manier uit zichzelf, niet omdat het door het denken wordt geïnstrueerd, maar gebeurt spontaan, oncontroleerbaar en onvoorspelbaar.

Het is mijn denken dat het fysiek prikken inspannend maakt en niet het lopen. Ik zeg wel eens tegen mijzelf, laat je niet in met het denken dat leidt alleen maar af. Echter het denken laten is een geestelijke activiteit van mij die mij weghoudt bij het prikken.