Honderden stukjes glas of spiegelglas bij het grof vuil is geen uitzondering. Kan gebeuren. Je zet een stuk glas op straat, maar vergeet aan de gevolgen te denken wanneer het glas of de spiegel op een of andere wijze aan diggelen valt.
Och ja, de gemeente ruimt het wel op, maar zo gaat dat tegenwoordig niet meer. De ophaaldienst komt met een grijper om vuil op te halen, maar de honderden stukjes blijven liggen, want die vallen uit de grijper of kunnen zelfs niet opgepakt worden. Een week wachten tot de mensen het zelf bijeen hebben geveegd en opgeruimd. Ja, en dan blijft over zelf door de knieën te zakken en het glas met de hand op een hoopje vegen en in de tas doen.
Vaak komt de gedachte op ‘hebben die mensen in een hol gewoond?’ en weten ze niet hoe de ophaaldienst werkt of wat gebeurt er met het spiegelglas op straat?
Dit verwijt zit natuurlijk in mijn hoofd en is mijn verlangen naar ‘opgeruimd staat netjes’.. Niets mis met dit verlangen, maar de ergernis die daarmee gepaard gaat kost energie en helpt niet om rustig te zijn tijdens het met mijn vingers bij elkaar harken van al die stukjes. Mijn verlangen van ‘opgeruimd staat netjes’ wordt tijdens het prikken elke keer overschaduwd door de gedachte dat mensen niet netjes zijn. Deze gedachte van dat mensen niet netjes zijn is sterker dan mijn verlangen van netjes zijn.
Wat is netjes ? Het leven zelf is netjes, het gebeurt heel precies; hoe zou anders het hele universum kunnen bewegen, zonder met elkaar in botsing te komen. Ook de afzonderlijke glassplinters zijn netjes. Hoewel gebroken zijn ze afzonderlijke deel van het geheel, het universum of de energie die voortdurend in beweging is oftewel het licht.
Waar ligt de grens tussen niet netjes en netjes? Het is maar vanuit welke kant of perspectief je kijkt; is het ene beter dan het andere? Ja denk ik en meteen heb ik een probleem met mijn onbaatzuchtig prikken en prik ik vanuit mijn egoïsme van netjes willen zijn. Gelukkig kent het leven geen egoïsme, alleen mijn geest heeft die gedachte.