Vers 17

Ramana Maharshi*:
“Zowel wij die het Zelf gerealiseerd hebben alsook zij die dat niet hebben, duiden het lichaam aan met het woord ‘ik’. Het ‘ik’ van de niet-gerealiseerde blijft echter beperkt tot de omvang van het lichaam, terwijl voor degene die het Zelf in het lichamelijk bestaan gerealiseerd heeft het ‘ik’ als het onbegrensde Zelf straalt.”

Toen ik tien jaar was speelde ik heerlijk met mijn vriendje in de tuin. Hij moest gaan eten en ik bleef achter. Ik ging onder een grote dennenboom met lage takken liggen en keek uit over het grasveld naar de andere kant waar ook enkele bomen stonden. Meestal had ik geen belangstelling voor bomen en mijmerde ik bijvoorbeeld over hoe we in de zandbak nog beter tunnels konden maken om er balletjes door te laten rollen.

Opeens zag ik de takken van de bomen aan de overkant en had daar geen associaties bij. In die stilte van het zien besefte ik dat de natuur en het hele leven goed was zoals het was; een soort natuurlijk aanwezig zijn van alles en iedereen.

 

* uit: Ramana Upanishad, samengesteld en vertaald door P. Renard, uitg. Servire, 1999, ISBN 90 7668 101 5, pag.142.