Letterhakken

Ik weet niet waar het vandaan kwam, maar toen ik in de Universiteitsbibliotheek een alfabet in steen uitgehakt zag, raakte ik ontroerd. Ontroerd door de scherpe lijnen van zo’n uitgehakte letter. Het overdonderde me totaal.

Nu vele jaren later ben ik in de gelegenheid om zelf weer eens letters in een plaat Belgisch hardsteen uit te hakken. Ik had een mooie lay-out gevonden van de tekst ‘Go placidly amid the noise’ en had eindelijk voldoende tijd om er aan te beginnen. Het was spannend, want ik had minstens twintig jaar geen letters meer gehakt. Ik wachtte zelfs nog een dag alvorens er aan te beginnen. Eerst alleen het gereedschap klaarleggen, zoals beitels, hamers, stoffer en dan de volgende dag aan de slag met de tekst van papier overbrengen op de steen en dat lukte wonderwel met wit doordruk papier. De dag daarna kon ik er niet meer onderuit en zette ik de beitel vlak bij het witte lijntje van de eerste letter, de ‘G’. Een voorzichtige klap en daar vloog het eerste stukje steen door de lucht. Gelukkig was het witte lijntje nog zichtbaar en had ik niet teveel weg gekapt. Een daar ging klap twee, drie enzovoort. Telkens probeerde ik de beitel in dezelfde stand op de steen te zetten en met evenveel kracht te hakken. Wat me opviel elke keer dat er een stukje steen wegvloog, was dat geen een stukje even groot was. Ook het neerzetten van de beitel dicht bij het witte lijntje was telkens net even anders. Hoewel ik wel probeerde om de beitel precies langs het lijntje neer te zetten, lukte me dat niet. Ik had duidelijk geen controle over mijn handen die de hamer en de beitel vasthielden en nog minder over de exacte aanzet op de steen. Toch gebeurde het letterhakken, elke dag een letter en uiteindelijk was de tekst helemaal gehakt.

Uit 'Desiderata'van Max Ehrmann (1927)

Uit ‘Desiderata’ van Max Ehrmann (1927)

Olifanten

Pa- en ma-olifant zitten samen heerlijk in een modderbad en genieten ondertussen van het zonnetje en van de modder die op hun lichamen plakt. ‘Toch vreemd’, zegt pa-olifant, ‘dat we er bijna het zelfde eruit zien en toch beide anders genoemd worden; ik word bul genoemd en jij vrouwtje of soms koe.’ ‘Ja, dat is wel apart’, zegt ma-olifant, ‘dat zo’n klein verschilletje zoveel uit maakt, dat er verschillend naar ons gekeken wordt. Mij zien ze als beschermend en jou als sterk, vooral als jouw hormonen opspelen. Hoewel we wel allebei olifant worden genoemd en er dus geen verschil is tussen ons’