Bezoeker

Onderzoek naar ‘Ken Uzelve’ (pelgrim 3 van 7)

Ze vroeg me ‘Als Sathya Sai Baba nu de nieuwe Christus is, zou je hem dan willen zien?’ ‘Natuurlijk wil ik hem dan zien’, antwoordde ik.

Binnen twee maanden vlogen we via Bombay naar Bangalore in India; ze had alles geregeld.
Ik was nog nooit in India geweest. Ik werkte toen bij de KLM en had regelmatig zakenreisjes gemaakt in Europa, maar toch zag ik er tegenop. Wat moest ik verwachten? Bedelaars, slechte wegen en krakkemikkige koloniale auto’s? Smalle wegen met auto’s die aan de verkeerde kant rijden en hoog opgeladen vrachtwagens? Of scooters zonder achteruitkijkspiegels en karren overvol geladen met suikerriet getrokken door ossen en tractors?

We hadden elkaar leren kennen op de school voor Praktische Filosofie. Op deze school maakte ik voor het eerst van mijn leven kennis met het met aandacht werken, beter gezegd met het aandacht richten op het werkoppervlak. In de cursus kalligrafie van de school, waar we elkaar voor het eerst hadden ontmoet, werd gezegd ‘Laat de aandacht rusten op het werkoppervlak’. Niet zo maar op het vel papier kijken, maar naar de punt van de pen, daar waar de inkt op het papier uit de pen komt. Ook werd gezegd ‘Volg de beweging van de pen’, maar dat lukte gedeeltelijk.
Ik zag dat ik allerlei gedachten had; bijvoorbeeld kalligrafeer ik wel de juiste letter, schrijf ik wel recht of wat vindt mijn buurvrouw er van? Nu moet ik eerlijk zeggen, het gebeurde wel eens dat ik geen afleidende gedachten had en mij meer bewust was van mijn lichaam en de stoel waar ik op zat en zag hoe één letter uit mijn pen vloeide. Soms zat het mee, ging het bijna vanzelf en terwijl ik dat voelde of beter gezegd dacht ‘wat gaat het lekker’, maakte ik op dat moment een kapitale schrijffout. Om bij de les te blijven valt niet mee, want je hebt er weinig, beter gezegd, geen controle over. Het is mij in ieder geval nog nooit gelukt om mijn vingers te instrueren hoe zij een pen moeten vasthouden. Welke spiertjes zou je bijvoorbeeld in je vingers kunnen instrueren? Ik weet het niet, het gebeurde en ik was me helemaal niet bewust van. Dit allemaal in het kader van ken uzelve.

Ik kreeg daar ondermeer te horen dat de mens bestond uit de guna’s of energie en de vijf elementen aarde, water, vuur, lucht en ether. De energie kon de hoedanigheid hebben van tamas (tam, actieloos), rajas (beweging, actie) of sattva (rustig, harmonieus). Alles in het universum en ook ieder menselijk wezen had hiermee te maken. Later begreep ik dat ook de wijze mensen of heiligen hiermee bedoeld werden. Ik dacht, misschien naïef, dat zij hierboven stonden. We moesten vooral zorgen dat we in een sattvische staat kwamen en ons ego met al zijn of haar hoedanigheden beheersen; nu dat is mij niet gelukt. Of dat zo erg is, ik denk van niet. Misschien dat het bezoek aan Sai Baba daarin zou kunnen helpen.

We werden na twee jaar geïnitieerd in meditatie met een speciale mantra, waarbij het herhalen van de mantra je de weg naar binnen moest wijzen.
Later kwam daar ook nog reflectie bij. Dit hield in dat we onderzochten in hoeverre de betekenis van een vers uit bijvoorbeeld de Upanishads wordt weerspiegeld in je geest en je eventueel geestelijk reinigt. De Upanishads zijn esoterische, filosofische verhandelingen die in het hindoeïsme als heilig worden beschouwd; bijvoorbeeld: ‘Dat is binnen je, buiten je, boven je en onder je, links van je en rechts van je’. Ze zeiden er niet bij wat Dat was. Ik had een vaag vermoeden dat ze God bedoelden, maar wie of wat is dat dan? Ik voelde wel een soort niets of leegte. Zou dat dan God zijn?
Bij dit stil reflecteren op zo’n vers kwamen natuurlijk ook andere gedachten op die daarna besproken werden. Gedachten als ‘Waar ben ik in godsnaam mee bezig?’ of ‘Wie ben ik nu eigenlijk?’. Dit kon ook gepaard gaan met emoties als verdriet of angst die eenvoudig naar boven kwamen. Je was daar in die situatie met anderen gevoeliger voor, leek het mij wel.
Een paar jaar later kwam daar de oefening ‘reasoning’ bij op basis van hoofdstuk zeven uit de Bagavad Gita. Dit boek geeft het gesprek tussen Sri Krishna en Arjuna weer aan de vooravond van een grote oorlog tussen de Pandava’s en hun neven de Kaurava’s, waarin Krishna de mens adviseert zijn plicht te doen zonder gehechtheid aan het resultaat. Dit zevende hoofdstuk heeft als titel ‘De yoga van wijsheid en kennis’, waarvan vers twee luidt: ‘Ik zal u de wijsheid en kennis volledig openbaren en wanneer ge u die hebt eigen gemaakt, blijft er verder niet te wensen over’. In deze oefening vroeg je in je geest in stilte af of je het element aarde bent, het element water bent, het element vuur, lucht of ether en zo verder via het Ik en natuur naar de bron, het Absolute begin van alles. Vervolgens werd deze reeks weer in tegengestelde richting opgebouwd en eindigde je bij het element aarde. De oefening kende dus twee bewegingen die ook wel anvaya – vyatireka werden genoemd. Het was de bedoeling dat je uiteindelijk besefte dat je de bron was. De bron of het Absolute werd hierbij niet verder geduid; het bleef een concept, net zoals God een concept is voor mij en waarbij ik mij afvroeg of ik mijn innerlijke zelf kon zien of ervaren. Ook deze oefening ging natuurlijk niet zonder gedachten.
De beide oefeningen vonden plaats in de werkweken en weekenden, omdat er dan meer tijd was en men het tijdens de werkzaamheden in de keuken, tuin of aan het huis kon toepassen. Ze werden afgesloten met een korte wandeling over het terrein. Je bewustzijn leek groter, breder waarin alle planten, steentjes, grassprietjes en dergelijke veel helder zichtbaar waren. Mooie oefeningen waren dat om je geest te onderzoeken, maar om nu te zeggen dat ik dichter bij mijzelf was gekomen en de bron van mijzelf had leren kennen. Nee. Wel werd ik bewuster van wat er gebeurde, zonder dat ik daar allerlei hokus-pokus bij ervaarde.

We reden met zijn tweeën in een taxi van Bangalore naar de ashram Prashanti Nilayam van Sai Baba in zijn geboortedorp Puttaparthi. Een taxirit die drie uur duurde, waardoor we veel van het lege land te zien kregen. Het leek leeg, maar je zag altijd wel ergens iemand in het land lopen. Veel van het land werd verbouwd. Langs de weg lagen stapels strontplakken te drogen om later vuur mee te maken. Leek mij een beetje primitief, maar ook wel slim om de uitwerpselen van koeien op deze manier te gebruiken.

Uiteindelijk na drie uur rijden kwamen we aan bij de ashram. We mochten van de bewakers gelukkig naar binnen en moesten ons laten registeren bij het kantoortje. Je kon geweigerd worden en je wist niet of je een eigen kamer kreeg of in een grote zaal moest slapen. Gelukkig werden we toegelaten en werden we verwezen naar een grote schuur, die speciaal voor westerlingen was. De schuur bleek al vele pelgrims te huisvesten, die allemaal hun plekje hadden afgeschermd met grote lappen stof, zodat ze een soort eigen huisje hadden. Helaas hadden we geen lappen stof en moesten we het dorpje in om stof en ook een matras te kopen. De eerste keer in India is dat wel spannend, want je vraagt je af of je niet besodemieterd wordt in de zin dat je teveel betaalt. Wat is teveel betaald? Het kost er allemaal bijna geen cent en de vele kleine winkeltjes hebben ook nog eens aardige eigenaren.
Terug in de westerse schuur hingen we de lappen op en installeerden we ons zo goed en kwaad als mogelijk. Overigens, de schuur voor de Indiase pelgrims zag er totaal anders uit. Zij bakende hun plek niet af met doeken, maar legden gewoon hun spullen ergens neer en rolden hun dekentje daar ’s nachts uit; waarschijnlijk bleven zij maar een of twee dagen.

Hoe verloopt dan het dagelijks leven in de ashram? Wisten wij veel. Het eerste wat we ontdekten was dat er twee restaurants waren; een voor westerlingen en een voor Indiërs, die ‘spicy’ maaltijden kregen. Als je op tijd voor de maaltijd was dan zong je eerst samen de Gayatri mantra en daarna ging je pas eten halen op een metalen bord met drie vakken. De Gayatri mantra bezingt het ultieme wezen van de Veda’s (Indiase geschriften); zij beschrijft namelijk de kennis van de eenheid van de individuele ziel met de universele ziel. Ik zong mee voor zover ik de tekst in het Sanskriet kende, maar ik kende de betekenis van de woorden toen nog niet. Het bleek ondermeer over de drie werelden aarde, hemel en innerlijke ruimte te gaan. Het meezingen kon, leek mij, geen kwaad.
Je kon ook vrijwilligerswerk op de ashram doen; wij hielpen met de afwas. We beseften toen niet dat alleen al het afwassen van de plastic bakjes voor de toetjes bijna anderhalf uur duurde. Mooie oefening in aandacht en daar had ik al veel mee geoefend. De tijd en de bakjes vlogen voorbij.

Sai Baba was voor zijn volgelingen een reïncarnatie van het goddelijk bewustzijn; niet zo maar een mens maar een goddelijke manifestatie. Hij zou alles weten en almachtig zijn. Volgens mij is echter iedereen een manifestatie van het goddelijk bewustzijn, want anders zou de mens namelijk niet bestaan, wat dit goddelijke ook moge zijn. De een is blijkbaar een beetje meer God dan de ander. Je zou hooguit kunnen zeggen dat mensen zich anders gedragen. Kijk maar eens naar de verscheidenheid aan rituelen, zonder daar het label van goed of fout op te leggen. De een loopt in een processie, de ander rond een boom of zwarte steen. Meer of minder Goddelijk te zijn lijkt mij vreemd.
De volgende ochtend was het zover en gingen we Sai Baba voor het eerst in levende lijve zien op het binnenterrein bij de tempel; dit zien wordt darshan genoemd. Wij gingen op tijd naar het buitenterrein van de tempel en daar bleek dat vrouwen en mannen gescheiden van elkaar moesten wachten voordat ze het binnenterrein op mogen.
In rijen naast elkaar, bewaakt door vrijwillige Sikh’s, zaten we te wachten tot we binnen mochten. De voorste persoon van elke rij trok eerst een lootje en dan ging rij voor rij op nummer naar binnen. Een keer ging dit mis, toen een nieuwe groep Sikhs de bewaking overnam en vlogen voornamelijk de Indiërs als een wespenplaag naar binnen. Ik had nog nooit Indiërs zo emotioneel gezien, terwijl zij elkaar duwend en trekkend verdrongen om vooraan te kunnen zitten op het binnenterrein van de tempel.
Gezeten in de groep mannen zag ik Sai Baba met een paar volgelingen vanuit de tempel het binnenterrein op komen met zijn volle donkere krullenbol en in zijn lange oranje jurk. Hij liep heel voorzichtig met spiedende oogjes eerst langs de vrouwen en vervolgens langs de mannen, terwijl hij brieven met waarschijnlijk vragen of wensen van de pelgrims in ontvangst nam. Mij lukte het pas na vier keer redelijk vooraan te zitten en een brief van een vriendin aan een van zijn begeleidende medewerkers af te geven. Af en toe bleef hij ook stil staan om met zijn gestrekte hand rond te draaien en zo heilige as (vibhuti) te materialiseren en dit aan ons te geven. Sommige critici vonden dit maar een goocheltruc en noemden hem een charlatan. Zou kunnen, maar ik weet het niet en dat maakte me ook niets uit. Na zo’n darshan van ongeveer een uur verliet iedereen in redelijke stilte het tempelcomplex. Ik had al die tijd zo goed als ik kon in kleermakers gezeten en had pijn gekregen in mijn beenspieren. Op het einde van ons bezoek aan de ashram had ik zelfs eelt op mijn enkels. De darshan had nogal een indruk op mij gemaakt. Of was de lichtheid in mijn hoofd meer een gevolg van dat je zo intens met een groep de darshan had gevolgd. Ik was er kalm en ingetogen van. Het voelde als de eerste zin van de Desiderata ‘Go placidly amid the noise and the haste, and remember what peace there may be in silence.’
Was dit een eerste teken van verlichting? Dat zou te mooi zijn, maar leek mij niet. Gaf het me vertrouwen dat ik op het goede pad van innerlijke ontwikkeling zat?

Na het ontbijt volgde het zingen van de badjans (devotionele liederen) op het plein voor de tempel, waarbij Sai Baba meestal op zijn stoel zat te luisteren. De darshan en het badjans zingen werd in de middag nog een keer herhaald, dan had je ‘s middags voor de darshan wel eerst een uur in de hete zon buiten het tempelcomplex zitten wachten. Al met al een mooie gelegenheid om de geschriften van Sai Baba te lezen. Echter, om zo te zeggen, niets nieuws onder de zon. Ik werd er niet wijzer van dan van de lessen op de school voor praktische filosofie, waarin we uitgebreid teksten uit de advaita vedanta traditie met elkaar hadden besproken. Advaita betekent ‘niet-twee’, ‘non-dualiteit’ (a-dvaita) en verwijst naar die ene bron van alle waarneembare vormen. Vedanta betekent ‘het laatste deel van de veda’s’ en verwijst naar de oeroude mantra’s van de upanishads die samen met de Bagavad Gita en de Brahmasutras de drie pilaren vormen van advaita vedanta.

We ontdekten ook dat je ’s morgens vroeg om zes uur in de tempel samen, mannen en vrouwen weer gescheiden, badjans kon zingen, weer keek Sai Baba toe vanaf zijn stoel. Eerst moest je onder het toeziend oog van de Shiks in rijen buiten het tempelcomplex op een betonnen pad wachten en als je kuchte dan kon je meteen vertrekken. In de volle tempel zong Sai Baba zelf niet mee, maar sloeg enthousiast het ritme op de armleuning van zijn stoel. Ook weer zo’n gezamenlijke bijeenkost, waarin je werd meegetrokken in het enthousiasme van de aanwezigen.

In de ashram stonden aanmoedigende uitspraken van Sai Baba op borden geschreven, zoiets als ‘Do good, speak good, be good.’
Je kon ook een lezing van een van zijn volgelingen bezoeken. De kennis was in principe niets anders dan ik al had gehoord in de filosofie lessen, hooguit een wat andere insteek.
Het leek me wel een hele klus voor Sai Baba om elke dag, jaar in jaar uit twee keer per dag darshans te hebben en ook nog drie keer per dag badjans aan te horen.

Een dag of achttien in zo’n ashram heeft wel iets relaxed, zeker als je de hele dag in de ashram verblijft. Je eet Indiaas, je zingt badjans, gaat naar de darshans, maar Sai Baba blijft een vreemde, ergens ver weg en niet te benaderen. Hoewel het een hele reis was naar een onbekend oord, was het een bezoek waard om dit hele circus een keer meegemaakt te hebben, maar dat ik nu een Sathya Sai Baba volgeling ben geworden kan ik niet zeggen. Was ik overtuigd dat Sathya Sai Baba een goddelijke incarnatie met almacht was? Nee, totaal niet, want dat zou ik alleen kunnen zeggen als ik zelf een goddelijke incarnatie met almacht was geweest; dan had ik hem pas als zodanig kunnen herkennen. Ook kan ik niet zeggen of ik een beter mens ben geworden of dat ik mijzelf beter heb leren kennen. Laten we zeggen dat ik op pad ben en uiteindelijk zal zien waar ik uitkom. Goddelijk of niet goddelijk maakt daarbij niet zoveel uit.